Woordenlijst
Abdomen
Deel van het lichaam onder de ribben en boven het bekken. Het abdomen of de buik bevat de spijsverteringsorganen.
Absorptie
Verplaatsing van voedingsstoffen van de darmen naar het bloed.
Allergie
Abnormale reactie van het immuunsysteem (afweersysteem) van het lichaam bij contact met stoffen die het niet verdraagt.
Anamnese
Dialoog tussen de arts en de patiënt waarin de arts alle vragen stelt die hem/haar zullen helpen een diagnose te stellen.
Antibioticum
Geneesmiddel tegen bacteriën.
Anus
Onderste uiteinde van de darm, waarlangs de ontlasting wordt afgevoerd.
Œsofaag
Deel van het spijsverteringskanaal dat volgt op de farynx en waarlangs voedingsmiddelen naar de maag gebracht worden.
Bacterie
Microscopisch levend wezen dat bestaat uit een unieke maar vereenvoudigde cel.
Bariumsulfaat
Witachtige, pasta-achtige substantie, die door radiologen wordt gebruikt om het spijsverteringskanaal te vullen om er betere radiografische beelden van te maken.
Biopsie
Het wegnemen door de arts van een stukje van een orgaan.
Bloedcellen
Cel die in het bloed circuleert.
Claustrofobie
De angst voor kleine, afgesloten ruimtes.
Coeliakie
Aandoeningen bij baby’s en kinderen, die wordt gekenmerkt door onder meer diarree en die te wijten is aan een glutenintolerantie; gluten zitten in bepaalde graanproducten.
Colon
Belangrijkste deel van de dikke darm.
Coloscopie (of colonoscopie)
Visueel onderzoek van het colon met behulp van een soepel instrument dat via de anus wordt ingebracht en waarmee de binnenkant van het orgaan kan worden bekeken, een beetje zoals door een verrekijker; met behulp van een colonoscopie kunnen biopsieën worden genomen en indien nodig bepaalde behandelingen worden uitgevoerd.
Conjunctiva
Bindvlies, dun vlies dat het wit van de ogen en de achterkant van de oogleden bedekt.
CT-scan
Radiologisch onderzoek waarmee beelden van weefseldoorsneden (m.a.w. in dunne plakjes) kunnen worden gemaakt.
Darm
Deel van het spijsverteringsstelsel, dat zich bevindt tussen de maag en de anus, met de dikke darm en de dunne darm. Vooral in de darmen worden voedingsmiddelen opgenomen.
Dehydratatie
Te weinig vocht in het lichaam, uitdroging.
Diarree
Te frequente productie van te veel en te zachte stoelgang.
Dikke darm
Tweede deel van de darm, dat langer is dan het eerste.
Dunne darm
Eerste deel van de darm, dat smaller is dan het volgende gedeelte maar duidelijk langer.
Duodenum
Deel van de darm direct na de maag.
Echografie
Medisch beeldvormingsonderzoek waarbij ultrasonen (geluidsgolven) worden gebruikt.
Endocriene klier
Klier waarvan de secretie terechtkomt in het bloed, door het bloed wordt getransporteerd en een invloed uitoefent op één of meerdere, op afstand gelegen organen.
Endocrinoloog
Specialist in ziekten van de endocriene klieren.
Endoscopie
Onderzoek waarbij een holte van het organisme wordt onderzocht door het inbrengen van een instrument, meestal een soepel instrument, en waarmee die holte kan worden bekeken als door een verrekijker.
Farynx
Holte achter de mond, waar de luchtwegen en het spijsverteringskanaal elkaar kruisen, vandaar het risico op verslikking.
Ganglion
Klein orgaan in de vorm van een boon, dat opzwelt in geval van infectie of bepaalde vormen van kanker. De ganglia maken deel uit van ons afweersysteem.
Gastro-enteroloog
Arts die gespecialiseerd is in spijsverteringsaandoeningen.
Glandulaire stoornis
Abnormale werking van een klier.
Globule
Cel die in het bloed circuleert.
Gluten
Stof die verwant is met eiwitten en aanwezig is in graanproducten.
Glutenintolerantie
Schadelijke reactie van het organisme veroorzaakt door de consumptie van bepaalde graanproducten, waarvan de granen gluten bevatten.
Guaiac
Test waarmee in de stoelgang de aanwezigheid van kleine hoeveelheden bloed kan worden opgespoord, die niet met het blote oog zichtbaar zijn.
Hemoccult
Commerciële benaming voor de Guaiac-test.
Hemorragische rectocolitis
Pijnlijke ontstekingsziekte van het rectum en/of het colon, die bloedingen en een overdreven slijmproductie veroorzaakt.
Hepatisch
Met betrekking tot de lever.
Hormoon
Secretie van een endocriene klier.
Immunomodulator
Geneesmiddel dat de activiteit van ons afweersysteem, het immuunsysteem stimuleert of afremt.
Infectie
Geheel van symptomen als gevolg van de aanval op een orgaan of op heel het organisme door schadelijke bacteriën.
Intolerantie
Schadelijke reactie van het organisme uitgelokt door een externe stof, zonder dat het immuunsysteem daarbij betrokken is.
Intoxicatie
Ziekte veroorzaakt door het effect van giffen op het organisme.
Klier
Klein orgaan dat een secretie produceert.
Klinisch onderzoek
Geheel van handelingen waarmee de arts de toestand van het lichaam controleert met zijn vijf zintuigen en met eenvoudige instrumenten (stethoscoop, thermometer, bloeddrukmeter, hamer …).
Maag
Deel van het spijsverteringskanaal in de vorm van een opgeblazen zak, waar de eerste chemische omzetting van voedingsmiddelen plaatsvindt, voordat ze overgaan naar de darmen.
Magnetische resonantie
Medische beeldvormingstechniek waarbij gebruikgemaakt wordt van een magnetisch veld om een beeld van het lichaam te verkrijgen.
Medische beeldvorming
Geheel van technieken waarmee beelden van het lichaam van een patiënt kunnen worden gemaakt.
Melkallergie
Abnormale reactie van het afweersysteem van het lichaam op één of meerdere stoffen die van nature in melk aanwezig zijn.
Melkintolerantie
Schadelijke reactie van het organisme veroorzaakt door de inname van melk die niet berust op het immuunsysteem (het afweersysteem).
Poliep
Klein, doorgaans goedaardig gezwel dat groeit in een holte van het organisme (neusholtes, darmen, blaas, …).
Prikkelbaredarmsyndroom
Pijnlijke ziekte van het colon, die wordt gekenmerkt door een afwisseling van periodes van verstopping, periodes van diarree en normale periodes.
Probiotica
Micro-organisme dat een heilzaam effect kan hebben op het menselijk lichaam als het in voldoende hoeveelheden ingenomen wordt.
Probioticum
Micro-organisme dat een heilzaam effect kan hebben op het menselijk lichaam als het in voldoende hoeveelheden ingenomen wordt.
Radiografie
Medische beeldvormingstechniek waarbij röntgenstralen worden gebruikt om de organen in beeld te brengen.
Resistentie
Vermogen van een bacterie om zich te beschermen tegen de werking van een antibioticum en er ongevoelig voor te zijn.
Scanner
Apparaat om CT-scans te maken.
Schildklier
Endocriene klier die zich aan de basis van de hals bevindt.
Schildklieraandoening
Abnormale werking van de schildklier.
Schildklierhormonen
Hormonen die worden afgescheiden door de schildklier.
Turista
Reizigersdiarree.
Virus
Micro-organisme met een uiterst vereenvoudigde structuur, dat veel kleiner is dan een bacterie en dat niet zelf kan overleven omdat het geen volledige cel vormt. Om te kunnen overleven en zich voort te planten moet een virus levende cellen infecteren.
Ziekte van Crohn
Pijnlijke ontstekingsziekte van de darmen, die zweren in de darm, vernauwingen en een slechte opname van voedingsmiddelen veroorzaakt.
Zuigeling
Kind dat borstvoeding krijgt maar bij uitbreiding kind jonger dan twee jaar.