Bij arteriële hypertensie moet het hart harder werken. Het moet het bloed naar aders pompen die stijver zijn geworden, en om het bloed naar buiten te kunnen blijven pompen bij die verhoogde arteriële weerstand, zal het hart zijn spiervolume vergroten. De hartspier wordt dikker (linkerventrikelhypertrofie) en meer kwetsbaar omdat de zuurstoftoevoer in gevaar kan komen.
Met de tijd zal het hart er niet meer in slagen om zijn rol als pomp goed te vervullen. Het zet uit en wordt zwakker. Het slaagt er niet meer in om het bloed naar de organen te pompen. In dit stadium spreken we van 'decompensatie' of 'hartfalen'. De symptomen worden steeds invaliderender: toenemende ademnood in liggende houding, benauwdheid bij inspanning of zelfs in rust, versnelling van het hartritme.
Langdurige hypertensie verhoogt het risico op doormaken van een myocardinfarct.
Het voornaamste symptoom is dan pijn midden op de borstkas.