Beeldvorming

Beeldvorming

Het onderzoek door middel van beeldvorming dat het vaakst wordt gebruikt bij gonartrose is de klassieke radiologie met röntgenstralen, in verschillende houdingen (staand met licht gebogen knieën, op zij liggend, in rugligging met geplooide knieën voor de femoropatellaire gewrichten). Desnoods zullen bijkomende opnamen verricht worden om de lengte of de assen van de onderste ledematen te bepalen.

Bij artrose van de knie worden de gewrichtskraakbenen dunner en neemt dus de afstand tussen femur en tibia af; dit wordt "gewrichtsspleetvernauwing" genoemd. Als de artrose verder gevorderd is, zien we ook vervormingen aan de zijkanten van de botten, kleine uitwassen die men "osteofyten" noemt. Op een andere plaats kan het bot dichter lijken (meer of dikkere botbalkjes) dan elders. Het bot kan ook een opklaring tonen, een soort holte, geode genoemd. In ver gevorderde stadia kan zelfs een stukje kraakbeen of bot loskomen en in de gewrichtsholte geraken: dat is de "gewrichtsmuis", die het gewricht kan blokkeren. Bij beginnende artrose is er echter niets van dat alles te zien, want de radiografie spoort alleen gevorderde afwijkingen op.

De echografie is vooral interessant om de toestand van de pezen en de spieren te onderzoeken en om te kijken of er misschien een cyste in de knieholte zit (Bakercyste). Ze wordt nog niet veel gebruikt bij artrose.

Magnetische resonance (MRI) is het krachtigste onderzoek bij beginnende artrose omdat men daarmee de letsels aan de ligamenten en de slijtage van het kraakbeen kan zien. Omdat het een duur onderzoek is en deze technologie niet in alle hospitalen voorhanden is, wordt het echter alleen toegepast als het echt nodig is.